In deze blog vind je een overzicht van de belangrijkste fiscale maatregelen uit het Belastingplan 2023. Medio november stemde de Tweede Kamer in met de plannen, de Eerste Kamer is in december aan zet. Onderstaand enkele ‘highlights’ die je niet mag missen. Ook belichten we de belangrijkste fiscale maatregelen, de autobelastingen in 2023 en ten slotte de energiemaatregelen waar ondernemers mee van doen hebben.
Einde oudedagsreserve
Vanaf 2023 kun je niet meer ‘fiscaal gefaciliteerd’ sparen voor de oude dag. De fiscale oudedagsreserve (FOR) komt te vervallen. Er geldt overgangsrecht: bestaande reserves kunnen nog wel volgens de huidige regels worden afgewikkeld.
Winstgrens laag VPB-tarief omlaag
De verhoging van de winstgrens voor het lage tarief (15%) in de vennootschapsbelasting (VPB) tot € 395.000, gaat in 2023 weer omlaag naar € 200.000. Je bent dus weer eerder aan de beurt voor het hoge tarief van 25,8%. Deze maatregel levert de overheid € 1,3 miljard op.
Onbelaste reiskostenvergoeding omhoog
Per 1 januari 2023 stijgt de onbelaste vergoeding voor zakelijke kilometers die jouw werknemers met eigen vervoer maken, van € 0,19 naar € 0,21. Deze stijging is voor het eerst sinds 2006. Vanaf 2024 wordt dit zelfs € 0,22.
Onbelaste vergoeding voor thuiswerk
De onbelaste vergoeding voor thuiswerk stijgt licht, van € 2 naar € 2,15 per dag. Vakbond FNV bepleitte een verhoging van € 2 naar € 6 per dag.
Einde collectiviteitskorting zorgverzekering
Voor werknemers die deelnemen aan een collectieve zorgverzekering, vervalt in 2023 de korting op de premie van de basisverzekering. Voor een aanvullende verzekering is de collectiviteitskorting nog wel toegestaan. Stel je werknemers tijdig op de hoogte als dit in jouw organisatie speelt.
Vrije ruimte WKR tijdelijk hoger
De vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR) wordt eenmalig verhoogd naar 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Eerder was 1,92% beoogd, maar via moties bedong de Tweede Kamer deze extra verhoging voor 2023 in verband met de stijgende (energie)kosten. Vanaf 2024 geldt weer € 1,92%. Over het restant van de loonsom blijft de vrije ruimte 1,18%, bij overschrijding betaal je 80% eindheffing.
Tarieven BOX 1 (inkomen uit werk en woning)
Het tweetarievenstelsel in de inkomstenbelasting kent een basistarief (een gecombineerd tarief IB en volksverzekeringen) en een toptarief. Het basistarief (schijf 1) is in 2023 met 36,93% iets lager dan 37,07% (2022). Dit tarief geldt voor inkomens tot € 73.031. Boven dit bedrag blijft het toptarief ongewijzigd op 49,50%.
Schijven en tarieven box 1
IB (tot AOW-leeftijd) |
Gecombineerd tarief |
||
2022 |
2023 |
2022 |
2023 |
€0 - €35.472 |
€0 - €37.149 |
37,07% |
36,93% |
€35.472 - €69.398 |
€37.149 - €73.031 |
37,07% |
36,93% |
Vanaf €69.398 |
€73.031 |
49,50% |
49,50% |
IB (tot AOW-leeftijd) |
Gecombineerd tarief |
||
2022 |
2023 |
2022 |
2023 |
€0 - €36.409 |
€0 - €38.703 |
19,17% |
19,03% |
€36.409 - €69.398 |
€38.703 - €73.031 |
37,07% |
36,93% |
Vanaf €69.398 |
€73.031 |
49,50% |
49,50% |
Werkgeverspremies ZVW
De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) daalt in 2023 licht naar 6,68% (2022: 6,75%). Dit geldt zowel voor de werkgeversbijdrage (2022: 6,75%) als voor de lage bijdrage die o.a. uitkeringsgerechtigden betalen over hun pensioen-, stamrecht- en lijfrente-uitkeringen (2022: 5,49%; 2023: 5,46%).
Tarief BOX 2 (Inkomen uit aanmerkelijk belang)
Een aanmerkelijk belang ontstaat als je ten minste 5% van het aandelenkapitaal van een vennootschap bezit. In 2022 en 2023 is er nog één vlak tarief van 26,9%. Per 2024 komt er een tweeschijvenstelsel met een basistarief van 24,5% voor de eerste € 67.000 aan box 2-inkomen en een toptarief van 31% over het meerdere.
Tarief BOX 3 (inkomen uit sparen en beleggen)
In de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet Box 3 is een nieuwe berekeningswijze opgenomen om het voordeel uit sparen en beleggen te bepalen. Vermogen wordt voortaan in drie categorieën onderverdeeld: contant geld en banktegoeden, overige bezittingen en schulden.
Forfaitair rendementspercentage
Per vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage. Het saldo van deze uitkomsten wordt gedeeld door de totale rendementsgrondslag, waaruit een gemiddeld rendementspercentage voortvloeit. Dit zogeheten effectieve rendementspercentage wordt vermenigvuldigd met de grondslag sparen en beleggen (het saldo van bezittingen en schulden minus het heffingsvrije vermogen) met als resultaat: het belastbaar voordeel uit sparen en beleggen. Vanaf 2026 is heffing naar werkelijk rendement voorzien.
Heffingsvrij vermogen
Het heffingsvrij vermogen stijgt van € 50.650 in 2022 naar € 57.000 in 2023. Voor fiscale partners is dat € 114.000. Ook de schijfgrenzen worden aangepast: de tweede schijf begint bij € 114.000 vermogen, de derde schijf bij € 1.013.000 vermogen. Het tarief blijft 31%.
Heffingskortingen
Heffingskortingen zijn kortingen op de te betalen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. In 2023 is de maximale heffingskorting € 3.070.
Heffingskortingen |
2022 |
2023 |
Algemene heffingskorting (tot AOW) |
€2.888 |
€3.070 |
Algemene heffingskortingen (vanaf AOW) |
€1.494 |
€1.583 |
Afbouwpunt algemene heffingskorting (ahk) |
€21.317 |
€22.660 |
Arbeidskorting (max, tot AOW) |
€4.260 |
€5.052 |
Max inkomensafhankelijke combinatiekorting |
€2.534 |
€2.694 |
Ouderenkorting |
€1.726 |
€1.835 |
Alleenstaande ouderenkorting |
€449 |
€478 |
Jonggehandicaptenkorting |
€771 |
€820 |
Vennootschapsbelasting
Het opstaptarief in de vennootschapsbelasting stijgt van 15% in 2022 naar 19% in 2023. Dit percentage gaat gelden voor belastbare bedragen van € 0 - € 200.000 (2022: € 395.000). Het toptarief (vanaf € 200.000 in 2023 resp. € 395.000 in 2022) blijft ongewijzigd: 25,8%.
Dividendbelasting
Het tarief van de dividendbelasting blijft in 2023 ongewijzigd: 15% (2022: 15%).
Stijging wettelijk minimumloon
Het wettelijk minimumloon voor werknemers vanaf 21 jaar stijgt per 1 januari 2023 met 10,15% naar € 1.934,40 per maand bij een fulltime dienstverband. Ook als je je werknemers per uur betaalt, moet je rekening houden met deze stijging. LET OP! In het stimuleringspakket mkb dat het kabinet samenstelde, is een compensatie voor de verhoging van het minimumloon voorzien. Zie uitgebreider op blz. 8 hierna.
Minimumuurloon
In Nederland bestaat er (nog) geen wettelijk minimumuurloon. Het minimumuurloon is afhankelijk van het aantal uren dat een fulltime werkweek in je organisatie bedraagt. Dit kan 40 uur per week zijn, maar bijvoorbeeld ook 38 of 36 uur. Bij een werkweek van 40 uur is het brutominimumloon per uur per 1 januari 2023 € 11,16 voor werknemers vanaf 21 jaar. Werknemers die jonger zijn, krijgen een percentage van het minimumloon.
LET OP! Per 1 januari 2024 wil het kabinet met de Wet invoering minimumuurloon aansluiten bij een Europese richtlijn die minimumvoorschriften voor de hoogte van het minimumloon vastlegt.
Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek wordt sneller afgebouwd dan eerder was voorzien. Met de afbouw wil het kabinet het verschil in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen verkleinen. De afbouw t/m 2027 is als volgt:
2022: € 6.310
2023: € 5.030
2024: € 3.750
2025: € 2.470
2026: € 1.270
2027: € 900
Einde middelingsregeling
Bij een sterk wisselend inkomen uit werk en woning betaal je waarschijnlijk meer belasting dan bij gelijkmatige verdeling. Via de middelingsregeling wordt je gemiddelde inkomen over drie aaneengesloten kalenderjaren uitgerekend. Als dit lager is dan eerder opgelegde aanslagen, is teruggaaf mogelijk. Het verschil moet groter zijn dan € 545. Per 2023 wordt de middelingsregeling afgeschaft. De periode 2022-2024 is het laatste tijdvak waarover middeling mogelijk is.
Niet-bezwaarmakers box 3
Bij de Hoge Raad loopt nog een procedure over de vraag of niet-bezwaarmakers tegen de heffing in box 3 over de jaren 2017-2020 (net als bezwaarmakers) in aanmerking komen voor rechtsherstel. Het kabinet zegde begin november toe dat alle niet-bezwaarmakers alsnog aanspraak kunnen maken op een nieuwe uitspraak van de Hoge Raad. Dit zou dan via een ‘massaal bezwaar plus’-procedure plaatsvinden, zodat individuele niet-bezwaarmakers geen actie hoeven te nemen. Eerder besloot het kabinet geen compensatie te bieden. De komende tijd gaat het overleg met belangenorganisaties als de Bond voor Belastingbetalers, de koepelorganisaties voor belastingadviseurs waaronder NOAB en de Consumentenbond voort over de vraag of niet aan álle belastingplichtigen rechtsherstel moet worden geboden.
Uitstel nieuwe pensioenwet
Het wetsvoorstel voor de Wet toekomst pensioenen (Wtp) ligt bij het samenstellen van deze FACTS nog in behandeling bij de Tweede Kamer. De verwachte ingangsdatum is al uitgesteld tot 1 juli 2023, en de vraag is of deze datum wordt gehaald. Bij de langverwachte stelselwijziging gaan zo’n beetje alle pensioenregelingen de komende jaren op de schop. De beoogde datum waarop alle fondsen aan de nieuwe regels moeten voldoen, blijft vooralsnog 1 januari 2027.TransitieplanHet uitstel betekent overigens niet dat je de ontwikkelingen rustig kunt afwachten. Als werkgever met een pensioenregeling bij een pensioenfonds moet je uiterlijk op 1 januari 2025 een transitieplan gereed hebben. Dit bevat een omschrijving van de nieuwe pensioenregeling, de benodigde compensatieregeling en de eventuele waardering van oude pensioenrechten.
Terug naar overzicht
Geschreven op 26 Nov 2024
De Tweede Kamer heeft op 14 november 2024 de volgende moties aangenomen die zijn ingediend bij de behandeling van het pakket Belastingplan 2025.
Lees verderGeschreven op 19 Nov 2024
Het nieuwe financieringsstelsel kinderopvang moet eenvoudiger zijn dan het huidige stelsel en de betaalbaarheid van kinderopvang voor ouders verbeteren. Deze doelen staan in de hoofdlijnenbrief ‘Nieuw financieringsstelsel kinderopvang: aan de slag!’ die door staatssecretaris Nobel van Participatie en Integratie naar de Tweede Kamer is gestuurd. De hoofdlijnenbrief dient als beleidsmatige basis voor het wetstraject.
Lees verder